Spelling groep 5

  • woorden met -je, -pje, -kje of -etje aan het eind: liedje, filmpje, kettinkje, karretje
  • samengestelde woorden met twee medeklinkers na elkaar: broodplank
  • woorden waarbij in het meervoud de f in een v verandert of de s in een z: druif – druivenkaas – kazen
  • woorden met -elen, -enen of -eren: wandelen, tekenen, hinderen
  • woorden met -lijk of -ig: lelijk, keurig