De kinderen leren getallen herkennen en schrijven en maken kennis met de begrippen ‘erbij’ en ‘eraf’.
Als na een tijdje de tekens + en – worden geïntroduceerd, ontstaan er echte sommen. Het rekenen speelt zich nog af onder de 10 en sommen worden voornamelijk opgelost door te tellen, eventueel met behulp van een rekenrek (telraam). In de tweede helft van groep 3 leren ze ook sommen uit te rekenen boven de 10.
Tijdens de rekenlessen gaan de kinderen aan de slag met tellen (tot 100), splitsen (een getal in twee delen verdelen), verdubbelen en halveren. Ook meten, klokkijken (hele en halve uren) en rekenen met geld (euromunten van €1 en €2) komen aan de orde.
Tegen de zomervakantie kunnen de meeste groep 3-kinderen optelsommen en aftreksommen onder de 20 redelijk vlot uitrekenen. Sommetjes onder de 10 zijn echt gesneden koek, net als tellen in stapjes van 2, 5 of 10.
Kortom: rekenen in groep 3
- Automatiseren t/m 10
- +/- t/m 20
- Getalbegrip t/m 100
- Meten met eigen maat, lengte en gewicht
- Klokkijken: halve en hele uren