Basisschool moet terug naar de basis
Yoga verbindt lichaam en geest. Maar als yogalessen op de basisschool ten koste gaan van taal- en rekenles, dan hebben leerlingen een probleem. Dat laatste signaleerde het hoofd van de Onderwijsinspectie Alida Oppers vorige week bij de presentatie van schrikbarend onderzoek naar de schrijfvaardigheden van 12-jarigen. Slechts een kwart van hen kan een tekst schrijven „met enige samenhang en heldere opbouw”, in de woorden van de Inspectie. In theorie zou 65 procent van de achtstegroepers dat volgens de Inspectie moeten kunnen. Een ander kwart van de kinderen haalt het ‘minimale niveau’ niet eens: ze kunnen geen korte, eenvoudige teksten over hun leefwereld schrijven.
Yoga is maar een voorbeeld; onderwijzers besteden de afgelopen jaren steeds meer aandacht aan ándere vakken dan de basisvakken. Aan sociale vaardigheden, creatieve vakken en seksualiteit. Allemaal mooi meegenomen voor kinderen maar niet als ze daardoor niet leren lezen, schrijven en rekenen.
Nieuw zijn de zwakke resultaten niet. In 2018 bleek al uit het internationale PISA-onderzoek dat bijna een kwart van de 15-jarigen praktisch analfabeet is. Dát gaat over lezen, waar de rest van de leerlingen in Nederland overigens redelijk scoort. 78 procent van de 12-jarigen haalt het ‘streefniveau’, bijna iedereen het ‘minimale niveau’.
Schrijven, zo blijkt, gaat veel minder leerlingen goed af. Schrijven is nadenken over wat je wilt vertellen en aan wie. Een handige vaardigheid. Maar een verhaal schrijven, een opstel of een brief, dat wordt amper onderwezen. Terwijl je dat in bijna alle beroepen, en soms ook privé, wel moet kunnen.
Een van de verklaringen is volgens de Inspectie dat schrijven niet getoetst wordt tijdens de Cito-eindtoets. Scholen doen er veel aan hun leerlingen klaar te stomen voor die toets omdat de verwijzing naar het vervolgonderwijs ervan af hangt. Wat niet in de toets voorkomt, vindt de school dus minder belangrijk.
Dat is zorgelijk want er is meer aan de hand. Basisscholen hebben sinds 2014 leerlingen in de klas gekregen die vroeger naar het speciaal onderwijs gingen. De bedoelingen (sociale integratie) waren goed, naast een forse bezuiniging, en nu zitten kinderen met lichte adhd, autisme of andere diagnoses met alle kinderen in een volle klas. De juf of meester heeft daar soms de handen aan vol. Daar komt bij dat alle kinderen een korte aandachtsspanne hebben door elektronica, waar ze veel tijd op doorbrengen.
Daarnaast moeten leerkrachten alle vorderingen per kind opslaan in de computer. Dat kost tijd. Tijd die, net als orde handhaven, ten koste gaat van les geven. Dit alles leidt tot ‘werkdruk’. En er is ook al jaren een tekort aan leerkrachten.
Ouders die vrezen dat hun kind geen ‘goed schooladvies’ gaat halen, kopen bijles in. Een kwart van de basisscholieren en een derde van de middelbare scholieren krijgt bijles. Dat is met 30 euro per uur voor veel ouders te duur. De tekortkomingen van de basisschool worden zo door kinderen met bemiddelde ouders weggewerkt en door andere kinderen niet. Alleen de slimsten merken dat verschil niet.
De 8,5 miljard euro die het kabinet heeft toegezegd om de gemiste maanden van het coronajaar in het hele onderwijs te compenseren, zijn mooi. Maar het basisonderwijs heeft meer nodig. Terug naar de basisvakken, zoals de hoofdinspecteur zegt. Dat is voor de hele samenleving van belang.
Bron: NRC 11 maart 2021